Eerste kentekens

In 1898 introduceerde Nederland als derde land ter wereld een nationale kentekenplaat, na Frankrijk in 1893 en Duitsland in 1896, (toen nog rijvergunning). Het eerste kenteken bestond uit het cijfer 1, en werd op 26 april 1898 afgegeven op naam van W.A. van Dam uit Groningen. Het tweede, met het cijfer 2, werd uitgegeven aan zijn broer J. van Dam op dezelfde datum. Het volgende kenteken had nummer 3 etc, zij het dat het 'gekkengetal' 11 werd overgeslagen. Op 8 augustus 1899 waren er reeds 168 platen uitgegeven. Dit systeem werd op 15 januari 1906 afgeschaft. Het laatst uitgegeven nummer was het nummer 2065.

Provinciale kentekens

Utrecht
 

In 1906 werd een nieuw systeem in het leven geroepen waarbij de chauffeur een rijbewijs en een nummerbewijs in zijn bezit diende te hebben. Deze nummerbewijzen werden per provincie uitgegeven, waardoor elk nummer begon met een of twee letters om de provincie mee aan te duiden.

Het nummerbewijs was persoonsgebonden en gekoppeld aan de eigenaar van de auto, zoals tot heden in België. Bij vervanging van de auto behield men het kenteken. Ze werden voor het leven verstrekt. De gebruikte codes waren als volgt:

 

  • A: Groningen
  • B: Friesland
  • D: Drenthe
  • E: Overijssel
  • G, GZ, GX: Noord-Holland
  • H, HZ, HX: Zuid-Holland
  • K: Zeeland
  • L: Utrecht
  • M: Gelderland
  • N: Noord-Brabant
  • P: Limburg
  • R: Departementen